Aspazija, pionier in literatuur en toneelkunst
Aspazija (pseudoniem van Elza Rozenberga, 1865-1943) is de belangrijkste vrouwelijke schrijver, dichter, journalist en toneelschrijver die Letland heeft gekend. Haar leven en werk waren vervlochten met de emancipatie van het Letse volk in het algemeen en vrouwen in het bijzonder. Aspazija stond eind negentiende eeuw aan de wieg van de moderne Letse literatuur, ze schreef onder andere poëzie en drama waarin ze zowel thema’s uit de klassieke Griekse mythologie als uit de Letse folklore verwerkte.
In 1894 ontmoette Aspazija haar man Rainis (pseudoniem van Jānis Pliekšāns, 1865-1929) toen ze verhaal kwam halen op de redactie van het sociaaldemocratische dagblad Dienas Lapa naar aanleiding van een recensie van haar toneelstuk ‘De priesteres’ (Vaidelote) dat volgens haar compleet verkeerd was begrepen. Rainis werkte op dat moment als hoofdredacteur van deze krant en zou later de bekendste Letse schrijver worden.
Aspazija’s toneelstuk ‘De zilveren sluier’ (Sidraba šķidrauts) schreef ze in 1902. Nadat het meerdere keren door de autoriteiten was afgekeurd, werd het begin 1905 voor het eerst opgevoerd. Dit liefdesdrama met als centraal thema de botsing tussen ideaal en realiteit maakte bij het publiek gevoelens los die in de turbulente tijden rond de revolutie van 1905 al onder de oppervlakte aanwezig waren. Het zorgde voor grote opschudding. Het publiek was laaiend enthousiast, maar de tsaristische autoriteiten waren dat minder, en eind 1905 werd het theater waar het stuk werd opgevoerd gesloten. Maar de woorden van hoofdpersoon Guna werden niet vergeten:
Als mijn stem diep in jullie harten doorklinkt,
Als ze jullie ontwaakt en raakt,
Dan is haar kracht enkel dat ze uitspreekt
Wat reeds onuitgesproken sluimert in elkeen.
Toen in 1906 mensen werden opgepakt die betrokken waren geweest bij de mislukte revolutie, waren Aspazija en Rainis genoodzaakt te vluchten en woonden ze bijna 15 jaar in het Zwitserse Castagnola. Hoewel ze beiden gebukt gingen onder heimwee, schreef Rainis hier een aantal van zijn beroemdste werken. Samen hebben ze een aantal grote literaire werken naar het Lets vertaald, waaronder Goethes Faust. Toen ze in 1920 in de pas opgerichte republiek Letland terugkeerden, werden ze als helden onthaald. De jaren in ballingschap en de roerige politieke situatie in Letland hadden echter hun weerslag op het schrijverskoppel. Ze bleven tot de dood van Rainis bij elkaar, maar waren van elkaar vervreemd geraakt. De laatste jaren van haar leven woonde Aspazija in Jūrmala, net buiten Riga. Dit huis is nu, net als twee andere huizen waar ze samen met Rainis woonde, een museum.
Terwijl Rainis ook internationaal erkenning heeft gekregen voor zijn werk, is Aspazija buiten Letland vrijwel onbekend gebleven. Lang is ook de invloed van Aspazija op het werk van Rainis niet erkend, maar inmiddels is duidelijk dat zij veel van zijn werk redigeerde en delen ervan van haar hand zijn. Waar Rainis’ werk veelal geïnspireerd is door de politiek en sterk verbonden is met Letland, is het werk van Aspazija universeler in tijd en plaats. Aspazija onderzocht haar eigen gevoelswereld en gebruikte die als inspiratie voor haar werk. Dat maakt haar werk ook vandaag de dag nog steeds relevant, zowel voor lezers binnen als buiten Letland. Hoewel Aspazija vooral bekend is om haar poëzie en drama, schreef ze ook proza. Gesprek met mijn hart, dat Aspazija in Zwitserland schreef en in 1913 in het Letse tijdschrift Domas gepubliceerd werd, is een persoonlijk relaas gericht aan haar hart, dat duidelijk gekrenkt is door de moeilijke omstandigheden waarin ze tijdens haar ballingschap leefde. In dit verhaal maakt de lezer kennis met een aantal typisch Letse cultuurelementen zoals de kokle, een Lets snaarinstrument, de Baltische godin van het lot, Laima en een daina, een vierregelig volksliedje waar er meer dan 200.000 van bestaan en die op allerlei belangrijke momenten (van geboorte tot oogsttijd tot een overlijden) gezongen werden. Wat opvalt is dat God hierin meestal aangeduid wordt in diminutief (Dieviņš, hier vertaald als Godlief) en niet dezelfde God is als die uit het christendom.
Aspazija
GESPREK MET MIJN HART
Het is deze keer zo lastig mijn pen op te pakken!
Mijn hand, de directe uitvoerder van de bevelen van mijn hart, ligt in mijn schoot en wil maar niet bewegen … Is de pen niet mijn vaste gereedschap, mijn medium, de lichtbron waarmee ik mijn innerlijke zijn naar de buitenwereld projecteer?
Heeft de zwarte inkt in de aderen van mijn fantasie mij niet al zo vaak ertoe gebracht te stralen en in kleuren te ontbranden, te bloeien en te verwelken, lief te hebben en te haten, te kolken en uit te razen, overvloedig te lachen en te huilen?
Vooral te huilen.
Het is zo goed om op papier de ritmische en stilistische tranen te huilen, in fonkelende poëtische regenboogvuren, als de middernachtdauw in het ochtendlicht!
En bovenal, deze tranen niet zelf te hoeven huilen, maar ze kunnen laten rollen uit de ogen van de held of heldin van het gedicht, waarmee het publiek meevoelt en meelijdt. –
En jij, de schrijver, kunt je terugtrekken in je stille holletje zoals een vleermuis overdag in een spleet tussen de dakpannen, en wat je doet is jouw eigen zaak, waar niemand iets mee te maken heeft!
Ingestopt en gewikkeld in je cocon kun je die bittere, zoute, zware druppels huilen, zonder schoonheid, zonder poëzie, zonder ritmische sierlijkheid.
Van zulke tranen houdt natuurlijk niemand. Maar ze vragen er niet om dat iemand van ze houdt en rollen uit zichzelf. Ik kan ze niet beheersen noch stileren.
Het is alsof een afgescheiden deel van mij ergens in mijn nabijheid zit te huilen.
Ik praat ertegen met de allerliefste vleierige woorden die ik ken, maar het luistert niet naar me en huilt.
Ach, jij bent het, die daar heimelijk huilt – mijn hart!
Zodra ik deze pen oppak, voelt het alsof ik met haar scherpe punt door de bodem van een oude, veralgde boot heen prik en het water, vies en bruin, langzaam naar binnen sijpelt, druppel voor druppel, en de boot wil laten zinken.
Bevrijd je van deze zwaarte, mijn hart! Hoos lachend het vieze bruine water naar buiten, het water dat je naar de bodem trekt, en je zult vederlicht zijn. Je zult je witte zeilen hijsen en je lichte, gestroomlijnde bootje, gemaakt van de kaak van een leeuwerik, zal je meevoeren op een verre reis naar de landen die je in je dromen zag.
[…]
Verder lezen? Bestel Terras #27 The Baltic Way